Rijk bodemleven betekent biodiversiteit boven de grond
Na dertig jaar intensieve bollenteelt zag de Noord-Hollandse bollenteler John Huiberts de kwaliteit van zijn 70 hectare instorten. Hij heeft in 2013 het roer omgegooid en is biologisch gaan telen. Uit eigen ervaring kan hij zeggen: “Met biologische landbouw kunnen we onze bodems herstellen en de gevolgen van klimaatverandering beter opvangen.”
Door intensieve landbouw met kunstmest en bestrijdingsmiddelen raakt de bodem op den duur uitgeput. Bij bollenteler John Huiberts in Sint Maartensvlotbrug werd die uitgeputte bodem zichtbaar door een chronische aaltjesplaag. “Kleine wormpjes die de bollen aanvreten en onverkoopbaar maken. We hebben van alles geprobeerd: chemische ontsmetting van grond en bollen, onkruid doodspuiten met Round-up, diep ploegen, het land onderwater zetten. Het probleem met de aaltjes werd alleen maar groter. Toen ben ik een cursus bodembiologie gaan doen. Daar hoorde ik dat al deze maatregelen – die ik nota bene op de landbouwschool had geleerd – misschien wel het slechtste is wat je een bodem kunt aandoen. Daar schrok ik van. Mijn vrouw Johanna en ik wilden dat niet meer. Er bleef voor ons nog maar één weg over: biologisch telen. Dat zijn we gaan doen.”
Sponswerking
Een uitgeputte en zieke bodem is niet van vandaag op morgen hersteld. In de eerste twee jaar als biologische boer werd het geduld van Huiberts dan ook flink op de proef gesteld. Inmiddels, na tien jaar biologisch telen, is de verandering zelfs voor een leek waarneembaar: in de natte wintermaanden liggen de akkers van Huiberts er mooi droog bij; dit in tegenstelling tot de gangbare buren, waar grote waterplassen op het land staan. 's Zomers is het precies andersom: de buren kampen met droogte en moeten de akkers besproeien met grondwater. Huiberts heeft nog wel twee sproeiers in de schuur staan – “Die durf ik nog niet te verkopen” – maar hij heeft ze niet meer nodig. Hoe komt het dat de biologische landerijen van Huiberts minder last hebben van overmatige regenval en droogte? “Doordat we gestopt zijn met kunstmest en bestrijdingsmiddelen en overgestapt zijn op compost en dierlijke mest,” legt Huiberts uit, “is het organisch stofgehalte en het bodemleven omhoog gegaan. Het bodemleven graaft gangen en maakt daarmee de bodem poreus en het organische stof werkt ook als een spons. Die sponswerking wordt nog eens keer versterkt door de gewassen die dieper zijn gaan wortelen. Bij elkaar opgeteld zorgt dat ervoor dat de bodem – en zelfs mijn zandgrond – zowel water kan opnemen als vasthouden.”
Veelzijdigheid
Een ruime vruchtwisseling – oftewel een grote variatie aan gewassen – is misschien nog wel de belangrijkste maatregel waarmee Huiberts zijn bodemkwaliteit in de lift heeft gekregen. Als gangbare boer teelde hij op zijn 70 hectare alleen maar tulpen, narcissen en hyacinten. Nu verbouwt hij op 35 hectare zo'n veertig soorten bloembollen en op de andere 35 hectare teelt hij graan en veldbonen en krijgt de bodem rust met groenbemesters. Huiberts: “Elke plantensoort scheidt met zijn wortels unieke stofjes uit. Dat is voeding voor het bodemleven. Hoe veelzijdiger het gewas, hoe veelzijdiger het aanbod aan voedingsstofjes en hoe veelzijdiger het bodemleven zich kan ontwikkelen. Een grote variatie aan goede schimmels, bacteriën en wormen is belangrijk om plagen onder controle te krijgen. De aaltjes zijn nog wel in onze grond aanwezig maar ze vormen geen plaag meer.”
Prachtige vogels
Het rijke bodemleven heeft ook een enorme impact op het landschap. Voorheen vond Huiberts het leuk als hij wat meeuwen achter de trekker had vliegen. Tegenwoordig wordt hij vergezeld door kieviten, veldleeuweriken, spreeuwen, kwikstaarten en andere weidevogels die op de rode lijst van beschermde soorten staan. Huiberts: “Toen die vogels er niet waren, miste ik ze niet, maar nu ze terugkomen vind ik het prachtig. Ze komen naar mijn akkers omdat er kevertjes, spinnen en wormen in en op de grond zitten. En onze diversiteit aan bloemen en gewassen is niet alleen een walhalla voor het bodemleven maar ook voor bijen, zweefvliegen en lieveheersbeestjes. Leven onder de grond betekent evenredig veel leven boven de grond en vice versa. Dat hangt met elkaar samen.”
Geen erosie
Als Huiberts naar het leven in en op zijn akkers kijkt en ziet hoe zijn buren worstelen met de natte winters en droge zomers, beseft hij pas goed hoe onverantwoord hijzelf ooit bezig was. Huiberts: “Klimaatverandering gaat een groot probleem worden voor de gangbare landbouw. Het allergrootste probleem is dat ze dat zelf nog niet zien. Mijn gangbare buren zijn angstig voor lentes met extreme regenval; voorheen kon ik daar ook wakker van liggen. Want als het zo nat wordt, zullen hun bodems verzuipen en kunnen de aaltjes en schimmels welig gaan tieren. Door die eerder genoemde sponswerking vangt mijn bodem dat beter op. In 's zomer, als het droog is en waait, moeten mijn buren toezien hoe hun land verstuift. Dankzij het bodemleven en doordat ik niet meer ploeg, heb ik geen last meer van winderosie.”
5 cent extra
Het keerpunt moet bij de consument vandaan komen, concludeert Huiberts: “Met de aankoop van biologische producten kunnen zij aangeven dat ze het anders willen. Biologische producten zijn inderdaad duurder aan de kassa maar dat is het dubbel en dwars waard. Mijn gangbare collega krijg 5 cent en ik 10 cent voor een tulpenbol. Voor die extra stuiver kan ik het bodemleven en de natuur behouden en de gevolgen van klimaatverandering beter doorstaan. Als je dat meerekent zijn mijn biologische bloembollen hartstikke goedkoop.”